-
1 polled population
bevolking die betrokken is bij opiniepeiling -
2 ondervrager
ondervrager, ondervraagster1 〈 op examen〉 interrogateur 〈m.〉, interrogatrice 〈v.〉 〈 bij opiniepeiling〉 sondeur 〈m.〉, sondeuse 〈v.〉 -
3 poll
n. stemming; aantal stemmen; stemmentelling (van de kiezers); aantal stemmen (bij verkiezingen); enquête--------v. afzagen (boomtop); afzagen (van horens)--------v. krijgen (van stemmen); voorstemmen; tellen van de stemmen (bij verkiezingen), enquête houdenpoll1[ pool] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————poll2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Нидерландский
- Французский